Accueil Séances Plénières Tables des matières Législation Biographies Documentation Note d’intention

Van Cauwenbergh Florentin (1841-1923)

Portrait de Van Cauwenbergh Florentin

Van Cauwenbergh Florentin, Auguste catholique

né en 1841 à Lierre décédé en 1923 à Lierr

Représentant 1894-1921 , élu par l'arrondissement de Malines

Biographie

(Extrait du Standaard, du 18 septembre 1923)

Zooals gister in dit blad werd medegedeeld, overleed te Lier, zijn geboorteplaats, de heer senator Florent Van Cauwenbergh in den gezegenden ouderdom van twee-en-tachtig jaar. Blijkbaar van een ziekteaanval hersteld, deed niets dit spoedige einde voorzien en wie den vergrijsden, maar nog immer kranigen senator, in ons Parlemenet belangstellend doende dezag, zou hem vele jaren hebben teruggewacht. God heeft er anders over beschikt.

Met senator Van Cauwenbergh verdwijnt een der edelste figuren uit de katholiek partij en de eerbiedwaardigste persoonlijkheid van heel het Parlement. De Vlamingen inzonderlijk betreuren het heengaan van dezen koenen strijder, welke als hun verdediger optrad in die jaren, toen er ongemeen veel moed en offervaardigheid werd vereischt om de belangen van het Vlaamsche volk te verdedigen. Om zijn verscheiden rouwt het Vlaamsche Lier, dat hij met hart en ziel Iief had, dat hij zoo als burgmeester bestuurde, terwijl zijn gezaghebbend woord weerklank vond in Kamer en Senaat. Voor hem bidden heden alle katholieken omdat ze hem kenden als onverschrokken belijder en verdediger van ons Roomsche geloof, in jaren van strijd en verovering, in jaren van treurnis en kalme gelatenheid.

* * *

Senator Van Cauwenbergh werd te Lier geboren 10 November 1841, uit eene voorname familie der stad. Hij studeerde vier jaren latijn aan de stedelijke middelbare school en voltrok zijn humaniora te Aalst. Te Leuven legde hij zich toe op de studie van Rechten en vestigde zich te Lier als advokaat. Zijn schrandere aanleg was oorzaak, dat hij weldra als strijdend katholiek op de eerste rij kwam te staan. Dat was in de tijden van heerschend liberalisme toen het doortastend katoliek beleid den weg baande naar de hoogten, die in 1884 zouden worden bereikt.

In 1869 stelde de heer Van Cauwenbergh zich aan de kiezers voor ter gelegenheid eener provinciale verkiezing. De heer Van Cauwenbergh behaalde en stem meerderheid en de bestendige deputatie verbrak dit resultaat. Toen kwam er een konink]ijk besluit. dat de twee strijdige kandidaten gelijk stelde, met bijvoeging dat de oudste zetelen zou. En zoo ging de tegenstrever naar den Raad.

Het volgende jaar echter mocht de jonge advokaat zijne weerwraak nemen en werd hij gekozen ter vervanging van den liberaal Vermeulen. Gedurende twee jaren volgde hij de provinciale beraadslagingen met scherpen blik en wist wellicht nog niet, hoedra de ondervinding. aldaar opgedaan, hem op ander terrein ging ten dienste staan.

Vier-en-twintig jaar, van 1848 tot 1872, waren de liberalen heer en meester op het stadhuis te Lier. Door bijval aangemoedigd kiemde de gedachte bij de katholieken or ook dezen burght van maconniek antiklerikalisme omver te stooten. Het plan getuigde van grooten durf ? De vesting was ontzaglijk sterk en de tegenstrevers beschikten over machtige wapenen. Maar gevaren konden de jeugdige katholieken niet afschrikken. In een vergadering, toen de aarzeding in de harten van enkele katholieken van den ouden stempel bleef huizen, voerde de heer Van Cauwenbergh zulk eon ontroerende en meesleepende taal, dat van stonden aan werd besloten, den strijd te beginnen. De kamp was verwoed, de spanning geweldig, de hoop getemperd door vrees. De uitslag was schitterend : de liberale vesting lag omver en de jonge katholieken traden het stadhuis binnen. Als de leider der overwinnaars en als sterkste persoonlijkheid erkend, werd de heer Van Cauwenbergh meteen tot burgmeester van Lier benoemd.

* * *

Hij telde 31 jaar, had twee provinciale zittijden bijgewoond ; was negen jaar advokaat geweest en aanvaardde op zijn jonge schouders den zwaren last van het bestuur. MoeiIijk kunnen wij ons nog een gedacht vormen van de omwenteling, welke was volbracht. Toen heeft de jonge burgemeester met zijn vrienden lastige dagen gekend. De Liersche triomf was te Brussel als een zware slag gevoeld geweest. Met schepenen De Strycker en Mast, beiden overleden, werd een katholiek program doorgevoerd tegenover de oppositie der liberale ministeries, die mekaar van 1878 tot 1884 opvolgden. De grootste zorgen werden besteed aan het katholiek onderwijs.

De bezigheden op het stadhuis bleven gepaard gaan met werkzaamheid in het provinciaal bestuur. Niet minder dan 25 zittijden woonde de heer Van Cauwenbergh bij, vijf jaar lang bekleedde hij het ondervoorzitterschap en trad vijf maal op als voorzitter. In 1871 diende hij verslag in over de begrooting en behandelde den geldelijken toestand der gouw. Op Vlaamsch terren blonk hier overtuiging dadelijk uit. Alle reglementen werden er in de Vlaamsche taal gestemd en als voorzitter bediende hij zich steeds van het Vlaamsch bij de besprekingen. De proces-verbalen en de verslagen werden in die taal gesteld en afgelezen en het Vlaamsche karakter der Antwerpsche gouw in eere gehouden.

Na de herziening van de grondwet in 1892 stelde de heer Van Cauenbergh zijn kandidatuur voor de Kamer en in 1894 werd hij als volksvertegenwoordiger verkozen.

In 1895 werd hij reeds als verslaggever aangewezen over het ontwerp strekkende tot het stemmen der wetten in beide talen. Zoo stond hij weer op Vlaamsch terrein. Zijn ondervinding als voorzitter van den provincialen raad van Antwerpen kwam hem hier aanzienlijk ter hulp en deed hem uit ondervinding besluiten het wetsvoorstel uitvoerbaar was. De kamer sloot zich aan bij zijn voorstel en stemde de wet. In de Senaat zou ze echter schipbreuk lijden en ze werd naar de kamer weergezonden.

Toen verwerkte de heer Van Cauwenbergh grondig den oorspronkelijken tekst zoodat heel het nieuwe opstel van zijne hand was. De nieuwe regeling werd meteen in het kader van de bestaande wetten gebracht. Toen stelde hij voor de wetteksten in parlementaire uitgaven op twee kolommen naast mekaar te plaatsen. Als voorbeeld werden zijne teksten, Flansch en Vlaamsch, beide door hem bewerkt, neveneen gedrukt aan de leden uitgedeeld.

De Kamer stemde het wetsvoorstel te tweeden male en de Senaat sloot er zich bij aan. Zoo voortreffelijk was het opstel, dat totnogtoe nooit klachten werden over geboord en de regeling steeds voortduurt.

Later bracht hij verslag uit over de wet op het middelbaar onderwijs. Na rijp overleg besloot hij, dat de wet eene goede oplossing zou geleid hebben. Wederzijdsche onverzoenlijkheid was echter oorzaak dat het voorstel verworpen werd. Hij nam toen ontslag uit de commissie en later was zijn werk het vertrekpunt voor het ontwerp Segers-Franck.

Bij rechtskundige aangelegenheden heeft de heer Van Cauwenbergh veel parlementairen arbeid geleverd aan besprekingen deel genomen en aan den opstel van wetteksten megewerkt.

* * *

In de Katholieke partij bleef de heer Cauwenbergh steeds een der ijverigste leden. Zooals minister Poullet getuigde koos hij steeds het juiste standpunt wanneer er reorganisatie of geschillen aan den gang waren en liep de weg door hem aangeduid steeds in de juiste richting. In de Kamer en in Senaat brachten de vorderende jaren hem steeds meer en meer aanzien, Zijn karig toegemeten woord, kalm en zakelijk, werd steeds met die algemene stilzwijgendheid aangehoord, welke aan weinigen wordt geschonken. In 1911 nam de heer Van Cauwenbergh ontslag als notaris en tevens als burgmeester. Hij was drie-en-twintig jaar advokaat geweest en werd tweemaal tot stokhouder der balie benoemd. Bij de jongste verkiezingen als kamerlid herkozen, aanvaardde hij als gecoopteerd senator naar de Eerste Kamer over te gaan. Voor het laatst weerklonk er zijne stem bij het debat over de Vlaamsche Hoogeschool.

En terwijl we de heerlijke loopbaan van dezen katholieken Vlaming herdenken, buigen we heel diep en met grooten eerbied voor zijn naam, die door zijn volk in hooge eer zal gehouden worden. We betuigen onze hartgrondige deelneming in de verlies dat zoo achtbare familie Van Cauwenbergh treft, en dat over heel het Vlaamsche land innig zal worden medegevoeld. Het heengaan van senator Van Cauwenbergh laat een niet te vullen plaats open in de katholieke-Vlaamsche rangen.

Moge God dezen overtuigden kristen onverwijld ontvangen in den schoot der zegevierende Kerk.


(Extrait de la Gazet van Antwerpen, du 18 septembre 1923)

Lier heeft Zondag namiddag, rond 4 ure, den verdienstelijksten, zoner zonen verloren in het afsterven van den achtbaren heer Van Cauwenbergh, ouderdomsdeken van den Senaat, oud-volksvertegenwoordiger' en oud-burgemeestér der Nethestad.

Diep was de indruk op het gemoed der Lierenaars, bij het vernemen der droeve mare, en vol dankbare bewondering, blikten zij terug op den heerlijken levensloop van hun grooten weldoener.

Senator Fl. Van Cauwenbergh werd te Lier geboren den 10.November 1841. Aan de Hogeschool van Leuven, legde hij op schitterende wijze de examens af van doctor in de rechten en het notariaat. Meer dan een halve eeuw was hij politiek mandataris.

Tot provinciaal raadslid gekozen, dan 1 Mei 1870, trad hij beurtelings in 1885 als ondervoorzitter en in 1889 tot voorzitter van den Antwerpschen Gouwraad op.

Zijn eerste stap in het politiek leven ten jare1870, was een reuzenstap, die zoodanig opviel bij zijn stadgenooten, dat deze hem twee jaar later al met één slag en stoot tot gemeenteraadslid verkozen, en van meet af burgemeester zagen bénoemen.

En hier moeten we een juisten kijk hebben op de omstandigheden van tijd plaats, om den inzet dezer politieke loopbaan naar waarde te schatten.

De tegenstrevers waren sedert jaren aan 't hewind, op het Liersche stadhuis, en hunnen hoogmoed ging zoo vern dat het bestaan van een katholiek stadsbestuur niet eenmaal mogelijk werd geacht.

Daar trad nu die jonge advocaat op, nog geen 30 jaar oud, met jonge gedachten en sterke durfkracht : de oude, vermolmde boel werd dooreengeslagen, en op de puinen den vorige Regeering, een katholiek stadsbestuur zoo stevig en zoo sterk gebouwd, dat het nu meer dan een halve eeuw, alle aanvallen der tegenstrevers trotseert.

Onafgebroken schonk het kiezerskorps zijn vertrouwen aan den helderzienden en krachtdadigen man, tot op den dag waarop, ten jare 1911, de hooge ouderdom en de veelvuldige bezigheden, hem deden besluiten tot ontslagneming als burgemeester,

In den loop dier jaren, heeft hij met zijn medegeerders, het politiek leven onzer stad beheerscht, en aan al de groote vraagstukken, welke de tijd meebracht, zulkdanige oplossing weten te geven, dat en het gemeehebest en de goede zaak, er tegelijker tijd best mee gediend werden. Bij dit lastige werk, jarenlang, dag voor dag doorgevoerd, stonden hem juist zoowel ten dienste, dat helder geestvermogen en die krachtdadige wilskracht, naar hetwelk zijn vrienden met eerbied, zijn tegenstrevers met ontzag opzagen.

Bezield met grooten eerbied voor het recht en de gedachten, zoo van tegenstrever als van vriend, heeft hij immer, benevens de inrichting van het officieel onderwijs, de bescherming van het vrij onderwijs ter harte genomen. Dat vergeten wij katholieken, nooit.

* * *

Sedert 1895, werd de achtbare heer Van Cauwenberghh. op onafgebroken wijze door het kiezerskorps van het arrondissement Mechelen, naar de Kamer van volksvertegenwoordigers gezonden, tot hij in 1922, als volksvertegenwoordiger ontslag nam en tot provincialen senator werd gekozen.

Dit feit legt nogmaals getuigenis af van zijne hooge begaafdheden.

Ook in de nieuwe na-oorlogsche tijden, wanneer de katholieke partij in het arrondissement Mechelen, een geweldige crisis had te doorstaan, en met de uitbreiding van het stemrecht, van hare oude basis naar die der standsorganisatie werd verschoven, heeft heer Van Cauwenbergh dien overgang met den besten uitslag kunnen helpen bewerken, juist omwille van het feit, dat hij zoo lange jaren zijn beste krachten ten dienste stelde van de kiezers aller standen.

Op 30 Mei 1920, werd te Lier op grootsche wijze zijn 50-jarige politieke loopbaan, niet enkel door de Lierenaars, maar ook door de vooraanstaande personen der katholieke partij gevierd.

Niettegenstaande zijn hooge jaren, woonde hij regelmatig de zittingen van den Senaat bij in iedereen zal zich nog zijne kranige rede herinneren, die hij over eenige maanden uitsprak, bij de bespreking der stichting eener Vlaamsche hoogeschool.

Een katholiek van de daad, in den vollen zin des woords, was heer Van Cauwenberghh. Hij schonk aan Kerk en Vaderland, een talrijke en rijkbegaafde familie. God zegende zijn voorbeeldig huisgezin met niet min dan drie priesterlijke roepingen, en de laatste hoogste onderscheiding, waartoe zijn oudste zoon, Mgr J. Van Cauwenbergh, als vicaris-generaal door Zijne Em. was geroepen, was als de bekroning van zijn hoogst verdienstelijk leven. Zijn jongste zoon. den Z. E. H. Stephaan Van Cauwenbergh, doceert aan de Leuvensche hoogeschool. Een zijner zone, heer notaris Josef Van Cauwenbergh, heeft hem in de Liersche politiek opgevolgd, en vervult thans het ambt van schenen van Financiën.

De veelvuldige beproevingen. welke de oorlog voor zijne familie meebracht, wekte, zoo mogelijk, nog meer de warme sympathie, welke de bevolking haren grooten weldoener toedroeg ; zij hadden tevens de herhaalde bewijzen van karaktersterkte in lijdensdagen het heerlijke beeld van den kloeken katholieken strijder voltooid.

God loone mild zijn voorbeeldigen dienaar ! Aan de achtbare familie Van Cauwenbergh, de betuiging van ons christelijk medeleed.


(Extrait du Handelsblad van Antwerpen, du 18 septembre 1923)

De stad Lier en het arrondissement Mechelen-Turnhout, ja de gansche provincie Antwerpen, hebben een onherstelbaar verlies ondergaan in den persoon van den heer Florent Van Cauwenbergh, senator voor gezegd arrondissement en ouderdomsdeken onzer Hooge Kamer.

Deze laaste waardigheid was hem eerst onlangs te beurt gevallen, bij het afsterven van Mgr Keesen, zoodat kan gezegd worden dat binnen enkele weken de Senaat zijn beide leden heeft verloren.

Met den her Florent Van Cauwenbergh verdwijnt eene der meest gekende figuren uit onze provincie, een man die sedert bijna 30 jaren onafgebroken de belangen van zijn arrondissement, mitsgaders die van gansch het land, in de Statenkamers heeft verdedigd.

Florent August Van Cauwenbergh werd geboren te Lier op 10 November 1841 en had dus den ouderdam van 82 jaren bereikt.

Slank van groei, aangenaam van taal, innemend van voorkomen en hartelijk van omgang, kon het niet anders of hij zou vroeg de sympathie winnen.

Advocaat gepromoveerd ter hoogschool van Leuven, had hij ook en graad van notaris veroverd en na stokhouder der balie te zijn geweest, werd hij notaris in zijne geboortestad.

In 1870 werd hij gekozen tot lid van den provincieraad, waarvan hij later ondervoorzitter werd en vervolgens de zeer verdienstelijke voorzitter, welk ambt hij verscheidene haren met het grootste gezag vervulde.

In 1872 als hij ook gekozen tot gemeenteraadslid van Lier en benoemd tot burgemeester zijner geboortestad, welk ambt hij heeft waargenomen tot wanneer de last der jaren op zijne schouders begon te drukken en hij hem op die van M. Schellekens overdroeg.

Het was op 24 October 1894 dat M. Van Cauwenbergh tot lid van de Kamer werd gekozen, welk ambt hij heeft vervuld tot in 1919, toen hij in den Senaat is overgegaan.

In het Kamr heeft de heer Van Cauwenbergh eene zeer voorname parlementaire rol gespeeld, in alle groote besprekingen zijn gematigd oordeel gevend.

Zoo was hij een kloek voorslander van de Vlaamsche rechtsherstelling en verslaggever van de wet op het Vlaamsch in bestuurlijk zaken.

Vaderlander in de ziel wilde hij zeker een gelukkig Vlaamsch volk, maar vooral een groot Belgisch volk, krachtig door zijne eendracht en groot zijne gehechtheid aan ’s lands instellingen.

Katholiek was hij vóór en boven alles en hij stelde het belang der katholieke zaak boven alle andere aangelegenheden, hoe voornaam en belangrijk die ook waren.

De heer Van Cauwnenbergh is lange jaren voorzitter geweest van de Katholieke Vereniging van het arrondissement Mechelen en speelde ook een groote rol in het Verbond der Katholieke Kringen en Vereeningingen.

Zondag voormiddag, enkele uren vóór zijn afsterven, ontving de bejaarde zieke het bezoek van Z. Emi. cardinaal Mercier.

De afgestorven was de vader van Mgr Van Cauwenbergh, vicaris-generaal van het aartsbisdom en van notaris Van Cauwembergh, schepen der stad Lier.

Die buigen wij ons voor de lijkbaar van dezen voorbeeldigen man, met wien wij zoo lange jaren de hartelijkste betrekkingen onderhielden en met den welken wij ons over een paar jaren nog zoo vriendschappelijk onderhielden, toen hij ons rondvoerde in die door de beschieting vernielde gastvrije woning, waar wij hem zoo menigmaal vóór den oorlog hadden ontmoet.

De plechtige lijkdienst van den verdienstelijken afgestorven zal voorzeker aanleiding geven tot een grooten volkstoeloop en plaats hebben in St-Gommaruskerk op Donderdag 20 September.

Taxander.


(Extraiit de La Libre Belgique, du 18 septembre 1923)

Le vénérable M. Van Cauwenbergh qui fut longtemps représentant pour Malines à la Chambre et avait passé en 1920 au Sénat, dont la mort de Mgr Keesen venait de le faire doyen d'âge, est mort dimanche soir, à Lierre. On sait qu'il était gravement malade depuis quelque temps.

Le défunt était né à Lierre en 1848. II fit ses premières études à l'école moyenne de Lierre et au collège des Jésuites, à Alost, ses études de droit à l'Université de Louvain. Il s'inscrivit, en 1863, au barreau de Malines, dont il fut bâtonnier en 1883. En 1886, il passa du barreau dans le notariat.

Elu, en 1872, conseiller communal à Lierre, il devint bourgmestre de cette ville deux ans après et il le resta très longtemps.

II avait aussi, de 1870 1894, fait partie du conseil provincial, qui l'élut à la vice-présidence, puis à la présidence.

II avait, on le voit, parcouru brillamment quand il fut nommé député, le 14 octobre 1894, toute la carrière politique et administrative qui était naguère en quelque sorte de tradition, avant qu'on s'ouvrit l'accès du parlement, où l'on arrivait ainsi très bien préparé à l’exercice de son mandat.

Aussi, M. Van Cauwenbergh remplit-il le sien avec autant de compétence que de dévouement. Il n'y eut guère, pendant les vingt-six ans qu'il demeura à la Chambre, de débat un peu important auquel il ne prit part, et utilement part. II fut rapporteur de nombreux budgets et projets de loi. II était particulièrement compétent dans les questions de droit fiscal et notarial. On l'écoutait volontiers parce qu'il parlait toujours le langage de l’expérience, du bon sens, de la modération. Des hommes comme lui, modestes, instruits et expérimentés, d'esprit pratique et sage, actifs et zélés dans l'accomplissement de leur tâche, sont singulièrement utiles à un parlement, et, hélas ! ils deviennent de moins en moins nombreux dans nos Chambres.

Le défunt avait été longtemps président de l'Association catholique de Malines.

Avec lui disparait un des plus anciens témoins et acteurs des grandes luttes politiques que les catholiques eurent soutenir en Belgique depuis cinquante ans. Il y fut toujours, par la fidélité à sa fois et à ses convictions, par sa vaillance à défendre celles-ci, par sa sagesse politique, un homme de bon exemple. Nous saluons avec émotion sa mémoire.