de Pitteurs-Hiegaerts Henri, Théodore, Jules catholique
né en 1834 à Saint-Trond décédé en 1917 à Bruxelles
Représentant entre 1874 et 1894, élu par l'arrondissement de Hasselt(ROPPE L., dans Nationaal Biografisch Woordenboek, Bruxelles, Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, 1968, t. III, col. 675-677)
PITTEURS-HIEGAERTS (de), baron Henri Theodore Jules, politicus, provinciegouverneur.
Geboren te Sint-Truiden (kasteel Speelhof) op 27 jan. 1834 ; overleden te Brussel op 29 dec. 1917. Zoon van Antoine Joseph Theodore (provincieraadslid, later senator) en van Marie Louise Henriette Laure de Pitteurs. Gehuwd in eerste huwelijk te Ordingen op 20 dec. 1855 met barones Sophie Josephine Henriette de Pitteurs-Hiégaerts (overl. 10 sept. 1869) en in tweede huwelijk te Brussel op 24 juni 1879 met barones Eulalie Louise Marie Ghislaine Snoy. Uit het eerste huwelijk werd een zoon geboren die echter op tienjarige leeftijd overleed. Het tweede huwelijk bleef kinderloos.
Na zijn middelbare studiën promoveerde de Pitteurs tot doctor in de rechten. Hij werd op 23 mei 1865 verkozen tot lid van de provincieraad van Limburg voor het kanton Sint-Truiden. Hij was secretaris van de raad van 1869 tot 1873.
Op 17 sept. 1874 werd hij, als katholiek kandidaat, door het arrondissement Hasselt tot lid van de kamer van volksvertegenwoordigers verkozen. Ook maakte hij van 29 okt. 1878 af deel uit van de gemeenteraad van Sint-Truiden. Gedurende de uitoefening van zijn mandaat in de kamer van volksvertegenwoordigers kwam de Pitteurs vaak tussen bij de besprekingen van de begroting van de onderscheiden ministeries. Hij pleitte voor betere spoorwegverbindingen, wegen, openbare gebouwen, en wees bij herhaling op de noodzakelijkheid van de aanpassing van de waterlopen die in een groot deel van Limburg en N. O. Brabant (de streek van Diest) voortdurend overstromingen veroorzaakten.
Bij kon. besluit van 13 juni 1894 werd hij tot gouverneur van de provincie Limburg benoemd.
In de provincieraad behandelde hij onderwerpen o.m. in verband met de wegenwerken, de provinciale en gemeentelijke financiën, de landbouw, verkeersmiddelen, de coöperatieve inspanningen, de bevolkingsaangroei, de huisvesting. Tijdens zijn gouverneurschap werden, dank zij de studiën van de professoren Guillaume Lambert en André Dumont, de Kempische kolenlagen ontdekt (aug. 1901). De aandacht van de Pitteurs ging dan ook naar de vele problemen die dientengevolge gerezen waren voor Limburg en zijn bevolking : de kolenmijnconcessies, de woningbouw, de technische scholing en ruimtelijke ordening. Over deze objecten heeft hij zijn zienswijze medegedeeld in waardevolle redevoeringen gehouden bij de opening van de provincieraadszittingen.
Voir aussi : VANDEVELDE S., Henri Theodore Jules de Pitteurs-Hiégaerts (1834-1917), gouverneur van Limburg, 1894-1914' in De gouverneurs in de beide Limburgen, 1815-1989, Maastricht, Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, 1989.