De Vriendt Julien [Juliaan], Joseph catholique
né en 1842 à Gand décédé en 1935 à Mortsel
Représentant 1894-1900 , élu par l'arrondissement de Bruxelles(Extrait de La Chambre des représentants en 1894-1895, Bruxelles, Société belge de Librairie, 1896, pp. 317-319)
DE VRIENDT, Juliaan-Joseph,
Représentant catholique pour l’arrondissement de Bruxelles, né à Gand le 20 août 1842
M. De Vriendt est un de nos grands artistes peintres. Il débuta au Salon d'Anvers en 1864 par La Madeleine enterrée par les Anges ; puis parurent successivement, à des intervalles relativement courts : La Sainte Godelieve ; Le Cantique de Noël ; Le Saint Ménage à Nazareth ; La Jeunesse de Charles-Quint ; Sainte Cécile et Valérien ; Comment sainte Elisabeth de Hongrie fut repoussée par les habitants d'Eisenach (Musée de Liége) ; Sainte Elisabeth chassée de la Wartbourg ; Cendrillon ; La Justice de Baudouin à la Hache ; Griseldis ; La Veillée de sainte Cécile ; Les Derniers Jours de la Vierge à Jérusalem ; deux grandes peintures décoratives ornant la salle de la Cour d’assises du palais de justice d'Anvers et représentant des scènes tirées des annales de la province d'Anvers; La Fille de Jaïre (Musée d'Anvers) ; Chant de Noël flamand, qui lui valut le grand-diplôme d'honneur, décerné à l'unanimité du jury international à l'Exposition universelle d'Anvers 1894.
Il est encore l'auteur de nombre de fort beaux portraits, parmi lesquels nous citerons celui de M. J. De Lehaye, ancien président de la Chambre des représentants ; celui de M. Van Wambeke, ancien député et bourgmestre d'Alost ; celui de M. le chevalier Hyndrickx, de Gand ; ceux de M. le baron et de Mme la baronne de Gand ; enfin, celui de M. le chevalier Ed. Descamps, sénateur pour l'arrondissement de Louvain.
M. De Vriendt est membre de la Commission directrice des Musées royaux de peinture et de sculpture, membre du comité des correspondants de la Commission royale des monuments pour la province de Brabant et membre de la Commission de surveillance de la section de la peinture décorative des Musées du Cinquantenaire. Il est aussi membre effectif du Corps académique d'Anvers et de l'Académie royale des Beaux-Arts de Berlin.
Il occupa les fonctions de professeur-directeur d'atelier à l'Institut supérieur de l'Académie royale des Beaux-Arts d'Anvers du 27 septembre 1886 au 12 novembre 1894; il dut les abandonner à la suite de son élection, mais il fut autorisé, par arrêté royal du 12 novembre 1894, à conserver le titre honorifique de ses fonctions. Il a été remplacé par son frère, M. Albrecht De Vriendt.
Pendant la période triennale de 1886-1889, il a été président du corps professoral de l'Institut supérieur des Beaux-Arts d'Anvers.
Le peu de loisirs que lui laissent ses multiples travaux, M. De Vriendt les consacre à la littérature : en 1870, il publia sous le pseudonyme J . Floris une étude en flamand sur La Nécessité d'un mouvement artistique flamand, où étaient résumées quelques idées des frères De Vriendt sur l'art ; Le Journal des Beaux-Arts, dirigé par Adolphe Siret, reproduisit en entier cet intéressant travail. Au Congrès néerlandais de 1873, il prononça un discours Sur le Nationalisme et le cosmopolitisme dans les arts, et y fit des propositions de modifications spécialement dans le sens national du règlement sur les concours de Rome. A signaler encore son discours au grand Landdag de Bruxelles de 1890 Sur l'Enseignement, discours reproduit avec éloge dans la presse belge, française et allemande.
M. De Vriendt fut élu membre de la Chambre des représentants pour l'arrondissement de Bruxelles, le 21 octobre 1894, par 106,789 suffrages.
Partisan dévoué de la cause flamande, il ne parle pour ainsi dire que sa langue maternelle à la Chambre, en dépit des vives protestations qu'y a soulevées cette manière de faire. Il participa aux discussions des divers budgets et aux débats relatifs aux projets de loi concernant le tarif des douanes et modifiant la loi organique de l’instruction primaire.
Le 12 mars 1895, il déposa sur le bureau de la Chambre une proposition de loi tendant à faire voter, sanctionner et promulguer toutes les lois en flamand comme en français, les deux textes étant ainsi officiels. M. De Vriendt est actuellement président d'honneur du « Vlaamsche Katholieke Bond » de l'arrondissement de Bruxelles, dont il a été président effectif.
II est officier de l'Ordre de Léopold, commandeur de l'Ordre de Saint-Michel de Bavière et chevalier de l'Ordre du Saint-Sépulcre.
(Extrait de Ons Volk, du 20 avril 1912 )
Een vlaamschgezind kunstenaar
Beide hoedanigheden had hij van huize uit. Zijn vader, Jan De Vriendt, was een Gentenaar van den ouden eed. en een verdienstelijk schilder, die zijn jongens Albrecht en Juliaan elken Zondag leidde naar de St. Baafskerk om hen in bewonderende aanbidding te doen knielen voor “De Aanbidding van het Lam Gods.” Kan het dan verwonderen dat de jonge, gevoelige kunstenaars zoo met heel hun hart leefden en opgingen in het on vol rezen werk_ van onze Vlaamsche primitieven.
Juliaan en Albrecht, wier levens en kunst onafscheidbaar met elkaar verbonden zijn, studeerden eerst aan de Akademie van Gent, met J. Dillens, Paul de Vigne, en anderen ; later te Antwerpen onder de leiding van V. Lagye, en vooral van H. Leys.
Juliaan De Vriendt : De Opwekking van de dochter van Jairus
Het was den broeders De Vriendt al vroeg duidelijk wat ze wilden jaar : “Wat Benoit - schreef Pol De Mont – tien jaar te voren, voor de muzikale beweging had gedaan, dat zou een jeugdig, nauwelijks dertig-jarig schilder thans voor de plastische beweging beproeven. Zijn stoute droom was deze : het eklektisme uit onze gewesten te verjagen en de jonge krachten van de Vlaamsche School te doordringen van een gezond Germaansch-Nederlandsch kunstbeginsel.„
Juliaan De Vriendt verdedigde, kranig, zijn inzicht, met woord en pen : eerst op het Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, in 1870, daarna in eene serie opstellen in “De Vlaamsche Kunstbode”, in het “Journal des Beaux-Arts”, enz.
Los van alle scholen en conventies moest de Vlaamsche kunstenaar zijn ; hij moest zichzelf voelen, wars van vreemde invloeden ; en zichzelf voelen en weergeven in alle oprechtheid, met al zijne kenmerkende vlaamsch-nationale eigenaardigheden.
Zij wezen onze jonge schilders terug den weg naar de Zuid- en Noord-Nederlandsche primitieven ; niet om van hen slaafsch kleuren en vormen af te leeren, maar om den geest, de ziel van hunne kunst te hervoelen.
Maar zij hadden het al dadelijk aan den stok met de kritiek, die kwaadwillig dikwijls de openbare meening trachtte te misleiden en tegen de jonge kunstenaars op te ruien. Maar deze hielden kop ; en gingen hunnen weg. En ze hadden bijval !
Maar verder wilden ze ; dieper inzicht, breederen kijk en uitgebreider kennis wilden ze opdoen. Eerst trokken ze naar Duitschland; en ze reisden als twee onbezorgde Bohemers van stad tot stad, bezochten de oude burchten en bouwvallen. Later zouden ze naar Syrië en Egypte trekken en het Heilig land doorreizen, waar Jesus leerde en predikte en stierf op het kruis.
Zij waren idealisten in een tijd van overheerschend realisme : - zij zochten hunne inspiratie in de gewijde boeken, geschiedenis, de geurige, mystische legenden.
Stilaan kreeg elk der broeders een sterker uitgesproken eigen karakter. Terwijl Albrecht meer naar de nationaal geschiedkundige onderwerpen ging ; legde JUliaan zich meer en meer toe op de godsdienstige kunst.
Juliaan De Vriendt is gevoeliger, inniger dan Albrecht ; zijn kleuren zijn zachter, geheimzinniger ; hij voelt meer de poëzie, de ziel der dingen.
Het gaat niet hier de vele werken van dezen fijnzinnigen kunstraar te vermelden. Maar steeds denk ik met een bijzondere voorliefde terug aan Doornroosje, aan De Opwekking van de dochter van Jairus en aan Het Kerstlied.
Doornroojse
is uit 't kunstenaars eerst periode – maar het is inningmooi van kleurige en gevoelde bekoorlijkheid : Hoe het prinsesje, op het woord dat de prins heeft uitgesproken, ontwaakt in het zachte licht van de vroege lente, terwijl naast haar nog slapend ligt, de oude venijnige heks. De gelaats- en lichaamsuitdrukking van het lieve prinsesje is treffend-schoon.
Dieper en verhevener klinkt Het Kerstlied. Het is of we uit den mond van de Vlaamsche herders, boeren en boerinnen, die Jesus voor het armzalig stalleken aanbidden, het oude refreintje hoorden :
“Wij offerden te samen”
“Een klein jong lammekijn”
“Ook koekskens, merke en sane”
“Aan ’t sote kinderijn.”
De Opwekking van Jairus Dochter hangt in het Antwerpsch Museum van Schoone Kunsten. Er is werkelijk Oostersche lucht en kleur op dit doek. Pijnlijk-schoon ligt daar de jonge dochter van Jairus ; rond haar de fluitspelers en de klagers, die de kamer vervullen met hun geklaag en gepijp. Christus is binnen gekomen, in zijn witten, azuur-geboorden mantel ; de Meester is ontroerd, maar op zijne lippen komen de woorden : Weent niet, dit kind is niet dood, het slaapt !...
Wat betreft tekniek, klur en gevoelsuitbeemding, behoort dit doel tot het allerbeste wat in Vlaanderen in de laatste eeuw werd voortgebracht.
Is het echter nu niet jammer dat aan een kunstenaar als Juliaan De Vriendt, die er zoo geheel voor aangelegd was de wanden onzer kerken en openbare gebouwen te versieren, zoo weinig gelegenheid werd geboden zijn groot talent uit te werken. Wel hebben wij van hem twee muurschilderingen in het Assisenhof te Antwerpen en mocht hij de muurschilderingen die in de feesthalle van het Brugsche Staduis, door Albrecht begonnen waren voltooien.
Maar wat al heerlijk Vlaamsche kunst hadden we niet mogen verwachten van dezen veelzijdigen, hoogstaanden kunstenaar indien hem gelegenheid ware geboden geweest al zijne droomen uit te beelden. Toen den 14en October Albrecht De Vriendt na eene kortstondige en pijnlijke ziekte overleed, volgde Juliaan hem op als bestuurder van Antwerpen’s Kunst Academie.
Juliaan De Vriendt is niet een edel kunstenaar alleen ; maar ook een Vlaamschgezinde van ’t echte merk… Verschillende jaren werd hij door den Katholieken VI. Bond van Brussel, naar de Kamers van Volksvertegenwoordigers gezonden. Hoef ik wel te herinneren aan zijne schitterende verdediging in de Landskamer van de eischen der Vlamingen. leder weet dat hij zijnen naam met dien van Edward Coremans verbond om de Gelijkheidswet te doen stemmen. Maar wel wil ik er op wijzen - nu we met alle kracht de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool willen veroveren - dat Juliaan De Vriendt, de laatste maal dat hij het woord nam in de Kamer, met den heer Flor Heuvelmans, een krachtdadig pleidooi hield voor de vervlaamsching der Universiteit van Gent.
“Uit maatschappelijk oogpunt aanzien -zegde hij - is de stichting eener Vlaamsche Hoogeschool van de uiterste noodzakelijkheid : zij is het eenige middel in 't Vlaamsche land om de eenheid van taal te verwezenlijken.
r Zonder eenheid van taal in Vlaanderen, welke alleen de wederzijdsche betrekkingen mogelijk maakt, en waardoor al de standen zullen samensmelten tot één volk, kan men niet hopen hier te lande tot een voldoende oplossing van het maatschappelijk vraagstuk te geraken. Zij dus, die de vervlaamsching onzer hoogere standen tegenwerken, begaan een maatschappelijk misdrijf. Zij onderhouden de verdeeldheid en ‘t mistrouwen, bestrijden alle verzoening en bewerken de zedelijke dood van ons volk.
Nu ik mijne korte parlementaire loopbaan ga sluiten om mij weder onverdeeld aan mijne kunst te wijden, - aan die kunst die mijn gansch leven is, - wensch ik van hier een Iaatste woord aan de Vlamingen toe te sturen : Als Gentenaar, zeg ik, dat eene Fransche hoogeschool te Gent, Vlaanderen’s hoofdstad, daar staat als een woekerend kwaad dat ons nationale leven in gevaar brengt. Dit kwaad moet weg.
Gij hebt bewezen dat, wanneer een Vlaming wil, hij tot zijn doel geraakt. Wil dus ook hier en gij zult overwinnen!”
De naam van Juliaan De Vriendt zal hoog in eere blijven bij ons Vlaamsche volk.
Ser. Perek.
(Extrait du Volk, du 23 avril 1935)
Juliaan De Vriendt, groot kunstenaar en dappere Vlaming
Te Oude-God overleed Zaterdag de h. Juliaan De Vriendt, de vermaard kunstschilder en gewezen volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Brussel.
Juliaan De Vriendt werd geboren op 20 Augustus 1842 te Gent, uit een echte kunstenaarsfamilie.
In 1884 werd hij professor aan het Hooger Instituut van Schoone Kunsten te Antwerpen. In 1900 volgde hij zijn broeder Albrecht op als bestuurder der Akademie van Antwerpen en bleef er tot 1924, waarna hij op rust ging.
Juliaan De Vriendt is een der meesters van de Vlaamsche Schilderkunst ; hij debuteerde in 1864 in het Salon van Antwerpen met zijne "Magdalena door de engelen begraven”.
Van 1886 tot 1894 was hij professor-werkhuisbestuurder van het Hooger Instituut van Schoone Kunsten te Antwerpen, welk ambt hij neerlegde toen hij op 14 Oktober 1894, bij de algemeene verkiezingen en Kamerontbinding, door het arrondissement Brussel gekozen werd tot lid der Kamer van volksvertegenwoordigers.
In de Kamer, waarvan hij gedurende 6 jaren deel maakte. van 1894 tot 1900, was hij een hartstochtelijk verdediger der Vlaamsche zaak, bijna uitsluitend de Vlaemsche sprekend.
De thans in den ouderdom van 93 jaren overleden verdienstelijke man, had zich sedert een 10-tal jaren totaal van het openbaar leven verwijderd gehouden.
(Extrait du Volk, du 25 avril 1935)
In memoriam Juliaan De Vriendt
In den gezegenden ouderdom van ruim 92 jaar (hij werd geboren 20 Augustus 1842) overleed 20 April ll. de befaamde kunstschilder Juliaan De Vriendt, ou-bestuurden der Akademie van Antwerpen. Juliaan was een Gentenaar. Zijn vader Jan De Vriendt zelf een verdienstelijk schilder, troonde hem zoo vaak mede naar de St-Baafskerk waar hij den jongen Juliaan samen met zijn broer Albrecht, die later op zijn beurt ook een beroemd kunstenaar zou worden, bewonderend deed knielen vóór het « Lam Gods. »
Juliaan studeerde met Albrecht ter Gensche Akademie, in gezelschap van J. Dillens, Paul De Vigne, en anderen ; later te Antwerpen onder leiding der zoo dappere historieschilders Hendrik Leys en V. Lagye, Later belanden zij te Brussel en hun werkhuis heeft er ook hetzelfde dak. Samen bereizen zij Duitschland, Italië Palestina. En toen Albrecht De Vriend als bestuurder der Kon. Antwerpsche Akademie moest vervangen worden, was het zijn broeder Juliaan, die hem opvolgde, en er, tijdens ontelbare jaren, een bent van begaafde en dankbare leerlingen zou vormen.
De persoonlijkheid van Juliaan, in wien de vlam van zulk een schoone fijngevoeligheid leefde, samen met het licht van een vinnigen, kristalhelderen geest, trad vroegtijdig en scherp op het voorplan. Niet enkel met het penseel, ook met de pen stond hij paraat en strijdvaardig voor zijn kunstideaal. Terecht mocht Pol De Mont destijds (1899) in zijn « Koppen en Busten » schrijven :
“Wat Benoit tien jaar tevoren, voor de muzikale beweging had gedaan, dat zou een jeugdig, nauwelijks der dertigjarig schilder thans beproeven voor de plastische beweging ; zijn stoute droom was deze : het elektisme uit onze gewesten te verjagen en de jonge krachten van de Vlaamsche school te doordringen van een gezond Germansch-Nederlandsch kunstbeginsel. »
Juliaan De Vriendt echter meer dan het veroveren van dit « gezond germaansch kunstbeginsel.” Hij ademde, leefde, werkte en streed ook heelemaal in de atmosfeer van een godsdienstig kunstideaal. Terwijl zijn broeder Albrecht meer voelde voor het geschiedkundig onderwerp van nationaal karakter, waarbij dan ook hoofdzakelijk aandacht wordt geschonken aan het historische van dekor en kleedij, werd Juliaan meer en meer aangetrokken door het religieuze thema.
Wel zou hij dit godsdienstige ook behandelen met een groote zorg en liefde voor de plaatselijke kleur, en de gewenschte historische insceneering, zooals o. m. gebeurde in een zijner merkwaardigste doeken op dit gebied : “Opwekking der dochter van Jairus ». Wij herinneren ons hoe hij ons destijds een aantal gewaden en sluiers toonde welke hij meebracht uit het H. Land waar hij weleer, in samenwerking met zijn broer. zijn groot panorama, trouw naar de natuur samengestelt, borstelde : “Christus' dood”. Doch wilde hij in zijn godsdienstig werk nog wat meet en diepers : een delikate speling van innerlijk gevoel, een reine weerspiegeling van zielsleven, welke ook in de zachter, inniger noot van zijn koloriet tot uiting komt.
Hij is de romantieker, de dichter, die aan het nauwgezet realisme zijner komposities den geur van iets mystieks mengt. Vanaf 1864 reeds ontpopte hij zich als dusdanig, en breekt in zekeren zin den louteren stoffelijken band van zijn akademische vorming met werken als deze : « Maria-Magdalena door de Engelen begraven », en « Dood van St. Godelieve. » Dadelijk waait ons hier de geur toe als van bloemen uit het Evangelie. Bij zijn terugkeer van een reis door Duitschland inspireert het prachtig boek van graaf de Montalembert over de zoo poëtische figuur der heilige Elisabeth van Hongarije, hem twee doeken (1871-1873) welke opgang maken. Daarna dompelt hij met heel zijn hart onder in de zoete bekoorlijkheid der legende van Sinte Cecilia, en wijdt aan deze lieve heilige enkele komposities vol poëzie. Als twee hoogtepunten in zijn kunstleven blijven de werken “Opwekking der dochter van Jairus » (1888) in het museum van Antwerpen, en “Het Kerstlied » (1894) in het museum Van Brussel. Het schilderij uit het Antwerpsch museum verplaatst ons totaal naar het Oosten, met het heftig getril van het licht, en het zacht gloeien der kleuren, en den zoo sekuur realistischen wederopbouw van het historisch midden waarin zich een mirakel gaat af spelen... Met het Jezus-figuur treedt een klaarté van goddelijke majesteit en goedheid ons tegen. en in die klaarte, welke als het ware het mirakel voorafgaat, straalt ook de ziel van den kunstenaar ons tegemoet. Op technisch terrein schittert hier het meesterschap uit van Juliaan De Vriendt, als kompositeur, die eenheid en zwaartepunt der handeling zoo glansrijk verwezenlijkt. Met «Kerstlied » mag hij de eer opeischen een baanbreker geweest te zijn ten onzent, die het kerstmotief populariseerde en het kordaat overplantte in de milde landelijkheid van het Vlaamsche volksleven. Na hem lag de weg open voor onze schilders en etsers die de godsdienstige kunst wilden betrekken in de sfeer van het volksleven. Dan moeten wij nog wijzen op zijn talent als portretschilderl, o. m. ais konterfeiter van vrouwen- en kinderkoppen, verrukkelijk teer en frisch.
Buiten de kunstwereld kampte hij ook, met een nimmer versagend idealisme, voor de kultureele belangen van zijn volk. Op 10 Oktober 1894 werd tot lid der Kamer van Volksvertegenwoordigers verkozen, en vier jaar lang aan de zijde van Ed. Coremans, liet hij manhaftig zijn Vlaamsch woord klinken. Toen hij voor de laatste maal het woord zou voeren in de Kamer, luidde zijn fiere afscheidsgroet als volgt :
« Nu ik mijn korte parlementaire loopbaan ga sluiten om mij onverdeeld te wijden aan mijn kunst, - aan die kunst welke gansch mijn leven is, - wensch ik van hier een laatste woord aan de toe te sturen : als Gentenaar zeg ik dat een Fransche Hoogeschool te Vlaanderens Hoofdstad, daar staat als een woekerend kwaad dat ons leven in gevaar brengt. Dit kwaad moet weg. Gij hebt bewezen dat, wanneer een Vlaming wil, hij tot zijn doel geraakt, wil dus ook hier en gij zult overwinnen ! »
Men merke wel dat een dergelijke mannelijke taal ten jare 1898, in ons nog totaal verfranscht parlement, weerklonk!
Juliaan De Vriednt heeft inmiddels bewezen dat deze « korte parlementaire loopbaan » geen parenthesis zonder meer in zijn leven geweest is. Zij was de logische daad van zijn ideaal als katholiek kunstenaar, die nimmer tot het Iaagland der politiek afdaalde, doch in edelen, onrustigen drift, streefde en wroette om dit hoogste te bereiken : God en zijn volk op heel de lijn te dieren, met al de gaven van zijn geest en zijn hart.
Jef CRICK
(Extrait du Standaard, du 21 avril 1935)
Een man van beteekenis
Zaterdag overleed te Oude-God, waar hij in de Grensstraat een groot en stil huis bewoonde, de heer Juliaan De Vriendt, een groot Vlaming en een uitmuntend kunstenaar.
De oud-bestuurder van de Koninklijke Academie van Schoone Kunsten en het oud-Kamerlid – Juliaan De Vriendt was het een en het ander met toewijding en bevoegdheid - had den gezegenden ouderdom bereikt van bijna drie en negentig jaar.
Juliaan De Vriendt werd geboren op 20 Augustus 1842 te Gent, als zoon den kunstschilder Jan D Vriendt en was, met zijn broer Albrecht, dezes vlijtige en begaafde leerling.
De kunstenaar
« Elken Zondag, aldus verklaarde Juliaan de Vriendt in een interview, aan ons blad verleend op zijn negentigsten verjaardag, bracht vader ons onder de gothische bogen der Sint-Baafskerk voor de Aanbidding van het Lam Gods, der gebroeders Van Eyck. » En wie hetwerk van den thans overleden kunstenaar kent, weet. dat J. De Vriendt zijn leven lang getrouw is gebleven aan den geest, die ademt in het werk dier groote leermeesters van zijn ontvankelijke jeugd.
Vroomheid van geest en gewetensvolheid van techniek zijn dan ook de lessen, die het werk van De Vriendt heeft nagelaten.
Maar eer de stevige vorming, welke Jan De Vriendt zijn zoon toedacht, voltooid was, werd dze toevertrouwd aan Victor Lagye en aan de Academies van Gent en Antwerpen. In deze stad leerde de jonge Juliaan Verlaat kennen en Van der Oudera.
In 1884 werd J. De Vriendt professor aan het Hooger Instituut van Schoone Kunsten en 6 jaar later volgde hij zijn broeder op als bestuurder der Academie. Een kwart eeuw vervulde hij dit ambt. Dan ging hij op rust.
Juliaan D Vriend twa een vroom en fijnvoelend, zeer beschaafd en ontwikkeld man.In godsdienstige onderwerpen vond hij zijn beste inspiratie en het is hierom, dat hij in 1927, toen de groote en grootsche Pelgrimtentoonstelling in onze stad plaat had, dat ze onder het patronaat van Juliaan De Vriendt werd gesteld. IJveraar voor religieuse kunst was hij. Doch ook ijveraar voor een nationale, Vlaamsche Kunst en op dit gebied heeft hij als professor van het Instituut en als bestuurder onzer Academie véél kunnen tot stand brengen onder de jongeren.
Hoe hij als Academie-bestuurder dacht over “Academisme” heeft hij nadrukkelijk gezegd in het reeds hooger bedoelde persgesprek : “Acadmisme is niet hetzelfde als traditie n schoonheidsbegrip. Academisme is slechts de doode letter van den levenden geest. Eenvormigheid doodt elke persoonlijkheid, maar daarom ook niet het heil gezocht in het nieuwe om het nieuwe. Want nieuw schijnen is een kwestie van tijd. De grootste vrijheid kent hi], die zich de strengste tucht opleggen kan. Jaren heb ik er mij tegen verzet dat men bij de jonge leerlingen begon van meet af met alle geestdrift in hen te dooden, door hen uren te plaatsen vóór levenlooze plaasteren modellen. Waarom niet eerst vóór de levende natuur ? »
De Volksvertegenwoordiger
Maar eer Juliaan De Vriendt Academie-bestuurder werd, was hij Kamerlid en wel van 1894 tot 1900. Alhoewel de kunstenaar niet veel voor politiek voelde drong minister Beernaert er bij hem op aan een mandaat te aanvaarden.
De minister had De Vriendt, hooren spreken over Vlaamsch onderwijs in de Scala te Brussel (het was in 1890) en na de vergadering stond het bij den staatsman vast, dat De Vriendt - al was het tegen heug en meug – naar ’t Parlement zou.
De Vriendt verscheen op de lijst der onafhankelijken als vertegenwoordiger van “het debelvolk der Flamendlants » zooals men het toen heette.
In de Kamer ijverde hij voor de Vervlaamsching van het onderwijs van hoog tot laag en streed er een tijd lang aan de zijde van Coremans. Het waren heftige en schoone dagen. Maar dan, vanaf 1900, eischte de kunst hem heel en gansch terug op en De Vriendt gaf zich met hart en ziel aan het verspreiden der kultuur.
De mensch
We zeiden reeds dat hij vroom was en een Vlaming die fier ging op zijn taal en zijn stam, doch we moeten er ook op wijzen hoe kinderlijk eenvoudig, gul en goed hij was voor mede-leeraars. studenten en makkers, ja voor allen die gedurende de lange levensjaren zijn pad kruisten.
Tot voor korten tijd kwam Juliaan De Vrindt elken ochtend naar de H. Mis in de Kapel der EE. PP Karmelieten, van Luithagen. Daar stichtte hij eenieder door zijn vroomheid. Niet alleen zal zijn werk hem als verdienste worden aangerekend, doch ook de rijkdom aan goede voorbeelden, die hij, onopzettelijk en daarom des te treffender, rond zich heeft. Menschelijk opzicht heeft hij nooit gekend.
De herinnering aan hem zal steeds verstrengeld blijven met een gevoel van grooten eerbied : eerbied voor kunst, zijn Vlaamschzijn en zijn edel menschzijn.
Aan de naastbestaanden van den dierbaren algestorvene, aan zijn kinderen en schoonzoon heeren Samuel De Vriendt, kunstschilder, Steefaan De Vriendt, beeldhouwer, en E H. Emmanuel De Vriendt, onderpastoor in St-Bonifacius te Elsene, en Mevr. August Van Cauwelaert, bieden wij hier de betuiging aan van onze christelijke deelneming.
Voir aussi : ,
(R. VANLANDSCHOOT, Juliaan de Vriendt, dans Digitale Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (consulté le 23 décembre 2025))