de Corswarem Adrien, Jean, Lambert catholique
né en 1849 à Hasselt décédé en 1909 à Hasselt
Représentant entre 1890 et 1904, élu par l'arrondissement de Hasselt(Extrait de La Chambre des représentants en 1894-1895, Bruxelles, Société belge de Librairie, 1896, pp. 278-279)
de CORSWAREM, Adrien-Jean-Lambert (chevalier), représentant catholique pour l’arrondissement de Hasselt, né à Hasselt, le 7 mars 1849
Docteur en droit et en sciences politiques et administratives, M . de Corswarem fut conseiller provincial du Limbourg de 1876 à 1890 et membre de la Députation permanente de la même province de 1878 à 1890. Il fait partie du Conseil de perfectionnement de l’enseignement moyen depuis 1884.
M. de Corswarem est rédacteur en chef de la revue de droit administratif : Het Vlaamsch Bestuur et, outre un certain nombre de brochures sur des questions juridiques ou sociales, il est l'auteur des ouvrages suivants : Uitlegging der militiewet, Uitlegging der wetten en der koninklijke besluiten over het lager onderwijs, Uitleggingen der wetten en dekreten over de kerkfabrieken, Commentaire de la loi du 27 novembre 1891 sur l'assistance publique, Des Électeurs et de la révision annuelle des listes électorales, Explication raisonnée des titres et III du nouveau Code électoral.
L'arrondissement de Hasselt élit M. de Corswarem membre du Parlement le 10 juin 1890 ; il fut réélu en 1892. Le 14 octobre 1894, il obtint 19,684 suffrages, contre 6,150, accordées aux libéraux, et 2,096, au plus favorisé des candidats indépendants.
M. de Corswarem est chevalier de l'Ordre de Léopold et de l'Ordre de Pie.
(Extrait de ROPPE L., Nationaal biografisch woordenboek, Bruxelles, Koninklijke Vlaamse Academië van België, 1970, t. IV, col. 173-176, consultée le 17 novembre 2025)
CORSWAREM, Adriaan Jan Lambert de, ridder.
Geboren te Hasselt op 7 maart 1849 ; aldaar overleden op 13 juni 1909. Zoon van ridder Willem Jozef, notaris, later lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en geschiedkundige, en van Maria Anna Francisca Wauters. Gehuwd op 25 okt. 1884 met Anna Maria Coleta de Decker van St.-Joost ten Node, dochter van Pierre de Decker, die korte tijd Eerste Minister, nadien Gouverneur van Limburg is geweest. Uit hun huwelijk werd een dochter, Marie Ghislaine, (1887-1889) en een zoon Paul Marie Jozef Ghislain (18891928) geboren, die priester werd.
De Corswarem was leerling aan het koninklijk atheneum van Hasselt, en behaalde in 1867 de ereprijs van de retorikaklas. Hij studeerde aan de universiteit te Leuven, waar hij in 1871 promoveerde tot doktor in de rechten en in de politieke en administratieve wetenschappen. Hetzelfde jaar werd hij ingeschreven aan de balie van Hasselt. Op 22 mei 1876 werd hij verkozen tot lid van de provincieraad van Limburg als kandidaat voor de katholieke partij. Hij nam het mandaat over van zijn vader die gedurende vele jaren lid was geweest van de raad.
Op 4 juli 1878 duidde de Raad hem met 34 stemmen op 36 aan tot lid van de Bestendige Deputatie. In 1890 werd de Corwarem verkozen tot lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor het Arrondissement Hasselt als opvolger van Minister van Staat Thonissen. Tot in 1904 werd hij in dit mandaat bevestigd.
Toen hij bij de verkiezingen van 1904 niet meer tot kamerlid werd herkozen, kon hij zich actiever bezighouden met het bestuur van zijn stad, waarvan hij sedert 1895 gemeenteraadslid en schepen was. Vermeldenswaard is dat in de zitting van 16 dec. 1895, waarin hij tot schepen werd verkozen, beslist werd voortaan “het vlaamsch” te gebruiken voor de beslissingen van de gemeenteraad.
In 1906 volgde hij A. Croonenberghs op als lid van de provincieraad en in 1907, bij de dood van Dr. L. Willems, werd hij diens opvolger in de Bestendige Deputatie.
Ondanks opmerkelijke tussenkomsten bij de besprekingen inzake onderwijs, sociale aangelegenheden en het gebruik der talen, behoort zijn bedrijvigheid in het Parlement niet tot zijn voornaamste werk. Herhaalde malen werd hij als verslaggever aangeduid o.m. voor het wetsontwerp strekkende tot oprichting van een Vlaamse Kamer aan het Hof van Beroep te Luik; dit verslag lag ten grondslag aan de wet van 4 sept. 1881. Samen met Coremans behoorde hij tot de groep parlementsleden met Vlaamsgezinde strekking, met hem ondertekende hij het wetsvoorstel tot vervlaamsing van het middelbaar onderwijs.
Op het regionale en lokale vlak was d.C. zeer actief, zowel in de politiek als in de sociale en de cultureel-Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Hij was een gevierd redenaar en had een ruim aandeel in de leiding en werking van het verenigingsleven van zijn stad en gewest : de kerkelijke en politieke verenigingen, het Davidsfonds, het Leesgezelschap, de organisaties met sociale doelstellingen. In de vergaderingen van al die verenigingen trad hij op als een graag beluisterd spreker, dienaar de persverslagen van de tijd „immer op zijn post was aan het hoofd der strijdende zoowel als der feestvierende Vlamingen". Hij was een van de stichters van de Christelijke Sociale Werken in Limburg waarvan hij, als eerste voorzitter van de in 1900 opgerichte , , Gewestelijke Christene Bond der erkende Arbeidersmaatschappijen van Onderlinge Bijstand en Lijfrente" en als voorzitter van het „Eerste Congres van Maatschappelijke en Godsdienstige Werken in Limburg" (Hasselt, 19 sept. 1901), de grondslag legde. In het verslagboek van dat Congres komen een reeks door hem opgestelde „Statistieken van Limburg" voor die zeer interessante gegevens bevatten over de sociale en economische toestand.
Inzake de studie en de verwezenlijking van de sociale woningbouw in zijn streek heeft hij een eerste stimulerende en effectieve rol gespeeld. Uiterst verdienstelijk is hij geweest door zijn publicaties i.v.m. administratieve en sociaalrechtelijke onderwerpen. Uiteraard zijn deze publicaties tijdgebonden ; maar hem komt de eer toe ook de eerste te zijn geweest die het Nederlands als rechtstaal bevorderd heeft. Onder zijn voornaamste werken van grotere omvang komen voor [Lijst niet inbegrepen in deze numerieke versie].
Die werken zijn ook in het Frans gepubliceerd. Vele jaren werkte hij aan een Belgisch Bestuurlijk Wetboek; bij gebrek aan intekeningen kon het echter niet in druk verschijnen. De omvangrijkste arbeid van de Corswarem betrof “Het Vlaamsch Bestuur, maatschappelijk tijdschrift voor gemeentekerken armbesturen”. Dit maandblad werd door hem opgericht in 1889. Het bevatte teksten van en commentaar op administratieve wetgeving en rechtspraak en het heeft als enig nederlandstalig tijdschrift op dit stuk twintig jaren onmisbare hulp geboden aan de verschillende bestuurlijke lichamen in Vlaanderen. Vrijwel alle bijdragen ervan waren van de hand van de Corswarem. Met zijn overlijden hield het trouwens op te verschijnen. P. Bellefroid schreef over hem : „Hij is de eerste verspreider geweest der Nederlandsche bestuurlijke rechtstaal in België, toen deze daar nagenoeg onbekend was".
De Corswarem werkte nog mee aan verscheidene tijdschriften : “De Gids op maatschappelijk gebied”, waarvan hij in 1904 medestichter was, De Banier, Limburgsche Bijdragen. Hij werd op 12 juni 1900 verkozen tot briefwisselend lid van de Kon. VI. Acad. voor Taal en Letterk., waarvoor hij een lezing hield : “Eenige bijzonderheden over het Hasseltsche dialect" (Gent, 1907); hij was ook lid van de Verbeteringsraad van het middelbaar onderwijs en Voorzitter van het Beschermcomiteit der werkmanswoningen en instellingen van vooruitzicht van het arrondissement Hasselt.
De Corswarem was drager van verscheidene onderscheidingen. Door zijn onberekende hulpvaardigheid, zijn toegewijd dienstbetoon, had hij de algemene genegenheid van zijn streekgenoten verworven. Een door G. Guffens geschilderd portret bevindt zich in het provincieraadsgebouw te Hasselt, een foto treft men aan bij zijn “Levensschets” door P. Bellefroid, uitgegeven door de Kon. VI. Acad. voor Taal en Letterkunde.
Voir aussi :
1° BOGAETS O. - BOUDREZ F., De Corswarem, Adriaan, dans Digitale Encyclopeide van de Vlaamse Bewging (consultée le 17 novembre 2025)
2° BELLEFROID P. Levensschets van Ridder Adrien de Xorswarem (1849-1909, dans Jaarboek der Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal et Letterkinde, 1913.