Accueil Séances Plénières Tables des matières Biographies Documentation Note d’intention

Bausart Maximilien (1841-1915)

Portrait de Bausart Maximilien

Bausart Maximilien, Louis, Emilie catholique

né en 1841 à Poperinghe décédé en 1915 à Ypres

Représentant entre 1891 et 1892, élu par l'arrondissement de Anvers

Biographie

(Extrait du Het Vlaamsche Nieuws, du 16 mars 1915)

We deelden gisteren het over jet overlijden mede van Meester Max Bausart, den gekenden advokaat, stokhouder der Balie.

Max Bausart verdient eerbiedig herdacht oor alle Vlamingen, door alle vrijzinnigen, door alle vrijzinnigen; door alle demokraten.

Vlaming was hij, toen nog velen niet goed wisten wat hun houding zijn zou tegenover de Vlaamsche Beweging.

Vrijzinnig was hij, ofschoon geloovig katholiek, en verdraagzaam jegens iedereen.

Demokraat was hij van ouden datum. Hij was republikein, en verborg die meening niet. Hij was oprecht volksgezind. In de dagen der Commune (1871) was hij de eenige die te Antwerpen de zoozeer miskende, zoozeer belasterde opstand van het Parijsche proletariaat verdedigde, en hulde bracht aan de slachtoffers van een grootsch ideaal, gevallen onder de kogels der reaktie.

Menschen die dit deden, vooral in die dagen, waren zeldzaam. De vrijzinnigen en demokraten van heden dienen zich hunner dankbaar en eerbiedig te herinneren.


(Extrait de La Belgique, du 15 mars 1915)

Une grosse émotion a été provoquée, au Palais et dans toute la ville, par la nouvelle tout à fait inattendue du décès de Maître Max Bausart, bâtonnier de l’Ordre des avocats et l’une des personnalités les plus éminentes du barreau anversois. Maître Max Bausart a été mêlé à la vie de la cité dans tous les domaines, au cours de la longue carrière qu’il a parcourue.

Il meurt âgé de 74 ans. Le 21 avril prochain devait être célébré le cinquantième anniversaire de son entrée au barreau.

C’est la première fois, croyons-nous, qu’à Anvers la mort frappe un bâtonnier dans l’exercice de ses fonctions. Maître Bausart n’était indisposé que depuis quelquels jours ; il y a une quinzaine à peine qu’il assistait à l'audience civile où il occupait dans un procès.

Le défunt était doué de qualités exceptionnelles. D'intelligence vive, alerte, prompt ) saisir chez son adversaire le défaut de la cuirasse, ayant toujours prêts le mot qui parte et l'argument qui foudroie, disert, éloquent, il était vraiment redoutable.

C'est surtout au tribunal correctionnel et au civil dans des affaires de presse, etc., qu’il « portait » sur le grand public. Le patois d'Anvers avait dans sa bouche une saveur toute particulière - car il plaidait en flamand avec la même facilité qu'en français - il s'en servait volontiers pour « situer » l'affaire dans son cadre propre et en obtenait des succès retentissants. Quand il plaidait en Cour d'assises, il maniait la langue avec une grande pureté, il arrondissait la période ave. élégance et avait l'auditoire grands jours.

Dans sa jeunesse, il avait fait de la littérature, polémiqué dans la presse. Il n'était inféodé à aucun parti déterminé et avait toujours conservé une parfaite liberté d'allures : l'ancien parti meetinguiste, jadis si puissante dans la métropole et qui groupait I' Association conservatrice, le Nederduitsche Bond (parti flamand) et la Commission des servitudes (parti anti-militariste) ; fit un jour un appel à son dévouement pour achever le mandat d’un représentant qui venait de mourir. Bausart accepta, mais à condition de ne souscrire à aucun mandat impératif et de voter en toute circonstance suivant ses convictions propres. Et il fallut en passer par là. Voilà qui peint bien l'homme.

Bref, c'était un caractère. II n'a jamais courtisé la popularité, comme tant d’autres qui ne le valaient pas.

Et puis, Bausart était l'homme du devoir. Après le bombardement d’Anvers, de jeune avocats lui firent demander son avis au sujet de la détermination qu'ils devaient prendre : fallait-il rentrer à Anvers ou ne pas rentrer ?

Le bâtonnier leur fit répondre :

« - Je n'ai pas d'avis à donner. C'est une circonstance dans laquelle chacun doit agir suivant sa conscience. Tout ce que je peux dire, c'est que je suis à Anvers avec ma famille... et que j'y reste ! »


(PPA1 1830-1921, PPA3 1830-2006 en Steve HEYLEN, Max Bausart, sur le site ODIS (consulté le 16 novembre 2025))

Max Bausart werd geboren te Hoogstraten in 1841. Hij was een zoon van Jean Louis Bausart en Joanna Wirtz. Hij werd vernoemd naar zijn twee jaar tevoren overleden broertje. Zijn vader, een Fransman van geboorte, was directeur van het bedelaarswerkhuis van Hoogstraten sedert de stichting ervan in 1810. Jean Louis Bausart was ook een tijd lang schepen van Hoogstraten en zetelde van 1836 tot 1852 in de provincieraad van Antwerpen. In 1852 verhuisde het gezin Bausart-Wirtz van Hoogstraten naar Mechelen en nog hetzelfde jaar overleed Jean Louis Bausart.

Max Bausart studeerde rechten in Leuven en was er erg actief in het Vlaamsgezinde en literair-culturele studentengenootschap "Met Tijd en Vlijt". In 1864 was hij ondervoorzitter van het genootschap en sprak in die hoedanigheid op een Vlaamse landdag in Antwerpen. Bausart kantte zich in deze periode sterk tegen de liberale regering Rogier, ijverde voor een verdere democratisering van de Belgische instellingen en was voorstander van een Vlaamse beweging die de partijtegenstellingen tussen liberalen en katholieken oversteeg. Bausart huwde met Mathilde Snieders, die verwant was met de katholieke journalist, auteur en flamingant August Snieders.

Afgestudeerd schreef Bausart zich in aan de Antwerpse balie als stagiair van Eugène Vaes, befaamd advocaat en politicus. Bausart was de eerste advocaat die vroeg om zijn eed in het Nederlands af te leggen, wat hem nog geweigerd werd. Hij werd zelf een heel bekende pleiter en patroon van een uitgebreide reeks advocaten, die bij hem hun stage deden onder wie Louis Dierckx de Casterlé, de latere kabinetschef van minister Schollaert. Hij was ook enkele keren stafhouder. In Antwerpen brak net in deze periode de Meetingpartij door, waarin ook Bausart erg actief werd als redenaar en binnen de Nederduitsche Bond. De Nederduitsche Bond verenigde zowel liberale als katholieke flaminganten en kreeg steeds een aantal mandaten toegewezen op de verkiezingslijsten van de anti-militaristische en Vlaamsgezinde Meetingpartij, die geleidelijk aan meer en meer samenviel met de katholieke partij. Van 1872 tot 1892 zetelde Bausart voor het politiek veilige kanton Hoogstraten in de Antwerpse provincieraad. Hij volgde er zijn stagemeester Vaes op, die net als Bausart wonend in Antwerpen Hoogstraten had vertegenwoordigd in de provincieraad. Van 1889 tot 1892 was Bausart ondervoorzitter van de raad. Hij verdedigde er steeds krachtig de Vlaamse belangen en ijverde voor de vernederlandsing van de provincieraad en de provinciale administratie.

Na de dood van volksvertegenwoordiger Victor Jacobs eind 1891, werd Bausart als kandidaat om hem op te volgen aangeduid. Daarmee werd tegemoet gekomen aan de jonge vleugel (o.l.v. Hector Lebon en Adolf Pauwels) binnen de Nederduitsche bond die de uitbreiding van het stemrecht eisten en een hervorming van de Meetingpartij, waarin volgens hen de conservatieven te veel macht hadden. Met de kandidatuur van Bausart werd een scheuring binnen de Meeting vermeden. Bausart was als "oudere" toch een populaire figuur bij de jongeren en werd verkozen op een uitgesproken democratisch en Vlaams programma. Hij wilde opkomen voor de arbeiders, de kleine burgerij en de "buitenlieden". Hij zetelde echter slechts enkele maanden in het parlement, maar liet zich daar wel kennen als een warme voorstander van het algemeen stemrecht bij de bespreking van de verklaring tot herziening van de grondwet.

Binnen de Nederduitsche Bond bleef de christen-democratische en Vlaamsgezinde contestatie tegen de Meetingpartij groeien. Het algemeen stemrecht, de evenredige vertegenwoordiging, het Nederlands spreken in de Kamer of in de provincieraden en de door de jongeren gevraagde reorganisatie van de Meeting waren belangrijke twistpunten. In 1895 werd o.a. door Bausart een Vlaamsche Christene Volkspartij gesticht, die aanvankelijk niet de bedoeling had zich af te zonderen van de Meetingpartij. Drijvende krachten achter de partij waren Adolf Pauwels en Hector Lebon. Deze formatie volgde het voorbeeld van de daensisten in Aalst en Brussel en werd de belangrijkste daensistische partij in het arrondissement Antwerpen. Jan I. De Beucker en Max Bausart fungeerden als de oudere en meer gekende vaandeldragers voor de partij. Bausart werd de eerste voorzitter van de partij en was ook betrokken bij een poging om al de "onafhankelijk" christen-democraten (daensisten) te groeperen in een Nationale Christelijke Volkspartij (1895-1896). Vele Antwerpse daensisten, waaronder waarschijnlijk ook Bausart, keerden echter na verloop van tijd terug naar de Meeting en de Nederduitsche Bond.

* * *

Max Bausart werd in de provincieraad als katholiek door het kanton Hoogstraten verkozen. In Antwerpen was hij actief in de Nederduitsche Bond en de Meetingpartij. Hij had zijn hele leven lang een zeer democratisch en Vlaamsgezind profiel. Hij verborg zelfs zijn republikeinse sympathieën niet. In de jaren 1890 patroneerde hij als bekende en gerespecteerde figuur (hij werd bv. ook drie maal tot stafhouder van de Antwerpse balie verkozen) de christen-democratische en daensistische beweging in Antwerpen. Hij zette de stap naar de christen-democratie in de lijn van zijn vroegere radicaal-democratische en Vlaamsgezinde opvattingen en was daarmee een typevoorbeeld van hoe de oudere katholiek-democratische en Vlaamsgezinde stroming mee gestalte gaf aan de beginnende christen-democratie.


(SCHOUPS M. - WILS L., Max Bausart, sur le site de la Digitale Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (consulté le 16 novembre 2025))