Van Merris Jules, Charles, Joseph liberal
né en 1831 à Poperinge décédé en 1899 à Poperinge
Représentant entre 1868 et 1870, élu par l'arrondissement de Ypres(Extrait de De Strijd [d’Ypres], du 13 mai 1899
De begrafenis van M. Jules Van Merris, voorzitter der Philarmonie
Zooals wij het aangekondigd hadden, hebben Maandag, 4 Mei, de lijkplechtigheden plaats gehad van M. Jules Van Merris, de milde volksvriend, wiens liefdadigheid alom gekend was.
Eene aanzienlijke menigte van alle kanten opgekomen en welke men schatten kan op eenige duizenden personen, en die eraan hielden eene laatste dankbarige en toegenegene huldete brengen aan den verdienstelijken man ons te vroeg ontnomen.
Meer dan tien maatschappijen, met hunne vaandels, woonden de lijkplechtigheid bij en ten minste waren er een veertigtal kronen gezonden. De Philharmonieke Maatschappij met haar roemrijk vaandel in rouw gehuld had plaats genomen aan het hoofd van den stoet, en de diepbedroefde houding der leden van dit kunstgezelschap, toonde aan dat zijn de uitgestrektheid van het verlies begreepen welk zij kwamen te ondergaan.
Op het graf worden lijkredens uitgesproken door M. Ch. D’Hont, vrederechter, onden-voorzitter der Philharmonie en Albert Verbessem, advokaat bij het beroepshof van Gent.
Wij aanzien het als onze plicht deze lijkrendens mede te deelen.
Lijkrede door M. D’Hondt
“ Mijnheeren,
[La première partie du discours, relative au rôle de Van Merris dans la constitution et le fonctionnement de la société philarmonique, qui occupe quasiment deux colonnes du journal n’est pas reprise dans la présente version numérisée. Le discours continue comme suit :]
“Eindelijk wil ik u spreken, Mijnheeren, over de diensten die M. Van Merris aan de openbare zaak bewezen heeft, on die hem eene zekere macht en tooverkracht gegeven hadden en die natuurlijk op onze Maatschappij nederkwamen en nog meer de verdiensten deden uitschijnen van den man die te vroeg ons door den dood ontnomen werd.
“Al de waardigheden van het politiek leven vielen aan M. Van Merris ten deele. Reeds van 1857 werd hij raadsheer onzer stad benoemd, in 1864 werd hij door de kiezers als provinciaal raadslid aangesteld, en in 1868 koos het arrondissement van Yperen M. Van Merris als zijnen mandataris in de Kamer der Volksvertegenwoordigers.
“Tot op het laatste zijns levens maakte M. Van Merris eene eer van zijnen tijtel van oud- Volksvertegenwoordiger in deze Kamer alwaar hij door zijn groote hoflijkheid, de rechtschapenheid van zijn karakter en de zekerheid zijns oordeels er gekomen was om de toegenegenheid en den eerbied der politieke mannen van dien tijd te verdienen.
“ Hij was ook schepene onzer stad.
“Welhaast door de opvolgende gebeurtenissen kende M. Van Merris de bitterheden van het strijdende politiek leven, maar, door zijne sterke met hem door de natuur geschonken, wist hij zich te buigen voor de wisselvalligheden van het openbaar leven en den wil eerbiedigende der gedurig veranderende massa, wist hij de verandering der tijden nieuwe krachten te putten tot verdediging der liberale denkwijze.
“Officieele hoogstvleiende onderscheidingen, zijn gedurende deze lange loopbaan, de verdiensten komen bevestigen van onzen beminden en hooggeachten voorzitter en hem bewijzen hoe hoog hij in de achting stond van Z. M. de Koning der Belgen en van het Fransch gouvernement.
“ Door dekreet van 7n Oktober 1863 werd M. Van Merris ridder van het Leopoldsorde benoemd en den 31n Januari 1884 bekwam hij het kruis van 't Fransch Eerelegioen, als vergelding van eene lange reeks daden van Weldadigheid, daar gesteld door de Philharmonieke Maatschappij ten voordeele van fransche ongelukkigen.
“ In 1880 werd hij benoemd tot kommandeur van 't orde van den Nicham Iftikhar van Tunis. Hij werd den 28n Mei 1888 aangesteld als konsuul der Argentijnsche Republiek voor Oost-Vlaanderen, en hij legde er zich zoo schander op toe dat vele onzer medeburgers en andere vlamingen, medegesleept met de buitengewone veweging der landverhuizing welke op dit rijdstip heerschete, hem moeten hulde bewijzen. Ziet daar, Mijnheeren, de kortbondige schets der diensten welke ik meende aan uw aandenken te moeten leveren van M. Jules Van Merris wiens oneindig verlies zich zal doen gevoelen bij onze Maatschappij, voor de stad Poperinghe en ik durf het zeggen voor geheel ons Land. Ik zou u willen spreken, Mijnheeren, over den getrouwen en oprechten vriend die ik verlaat bij deze grafstede, maar ik kan het niet. Ik ben te veel aangedaan en mijne stem weigert de uitdrukkingen mijns harten weer te even. Ik durf nogthans u zeggen dat ik van deze plaats weggaande, ik wezens verlaat dat ik onder verscheidene tijtels het meest bemind heb. Maar in 't bijwezen des ongeluks dat ons overkomt, wij hebben de plicht te denken aan de nagedachtenis van onzen dierbaren voorzitter, en wij alles ter herte moeten nemen van zijne nagedachtenis te vereeren in het voortzetten van zijn werk op 't kunstgebied. Zijne nagedachtenis zal altoos tusschen ons zweven, en indien onze stemmen die zoo dikwijls zijn eerbiedweerdigen naam toejuichten, thans door onze tranen en zuchten gesmacht zijn, dat mijne stem waarin uwer allen versmolten is thans de smartelijke uitdrukking zij in dezen laatsten vaarwel.
“ Dierbare en beminde voorzitter, de leden der Philharmonieke Maatschappij zullen uw aandenken bewaren als van een vereerden en hooggeschatten voorbeoldige weldoener.
“ In ons aller naam : Vaarwel, vaarwel ! „ (…)
Voir aussi :
Le château de Lovie de Saint-Idesbald (consulté le 10 décembre 2024)