Accueil Séances Plénières Tables des matières Biographies Documentation Note d’intention

Beke Pierre (1814-1875)

Beke Pierre, Désiré, François liberal

né en 1814 à Menen décédé en 1875 à Alveringem (anc. Gijverinkhove)

Représentant entre 1868 et 1870, élu par l'arrondissement de Ypres

Biographie

(Extrait du Toekomst [van IJperen], du 31 octobre 1875

Redevoering door M. Vanheule, schepene der stad, uitgesproken bij het graf van M. P. Beke. burgemeester van IJperen, op 27 October 1875.

Mijnheeren,

Ik koom een moeilijken en tevens smartvollen plicht vervullen. Bij deze doodkist welke de stoffelijke overblijfsels bevat van den besten onzer vrienden, moet ik in het diepste mijns gemoeds de aandoening welke ik gevoel smachten en u den levensloop afschetsen van hem die een der beste medeburgers was, en die sedert meer dan dertig jaar zich met eene zeldzame onderscheiding, toelegde op den bloei en welstand zijner geboortestad. Ik zou mij onttrokken hebben aan deze droevige eer, had ik van den eenen kant mij er niet toe geneigd gevoeld door deze onuitlegbare ontlasting welke men gevoelt bij het opleggen eener schuld die uit het hert komt en het volbrengen van eenen plicht, en dat ik van den anderen kant weet dat zijne bewezen diensten algemeen gekend en door u in het bijzonder geschat zijn, die gij door uwe tegenwoordigheid hier bij het graf de plechtigheid zijner begraving hebt willen verheerlijken.

Geboren in 1814, den 31 Mei, M. Pieter Beke deed schitterende studiën en bekwam, nog geheel jong, (1 Augusti 1835), den graad van doktor in de rechten. Hij vestigde zich bij zijne ouders, koophandelaars hier ter stede, en den 31 December 1857 werd hij benoemd tot adjunct-greffier bij de rechtbank van 1n aanleg. Deze nederige post kwam niet overeen met zijne neigingen noch met de noodige uitboezeming van zijne levendig begrijpingskracht. Hij beminde de nijverheid en den koophandel ; hij vond smaak in de reizen, en Iief koosde de boeken. Ook, hij wachtte niet lang zijn ontslag te geven, leverde zich geheel over aan de bezigheden die overeenstemden met zijn streven en zijne neiging, hetgeen in weinige jaren bij hem den voorraad van bekwaamheid merkelijk uitbreidde. Het was een man met edelmoedige gevoelens en een wijze volksgezindheid, breed van gedachten en onwrikbare overtuiging. Hij was groote bewonderaar der vrijheden geboekt in onze Grondwet en doordrongen van dezelve bewerkte hij er de loyale toepassing van, bekleed met den liberalen stempel dat het Congres van 1830 er aan gegeven had.

De plaats die dezen man moest bekleeden was reeds afgeteekend. Den 24 October 1842, werd hij stads-raadslid gekozen. Van toen af Iegde hij zich toe op de studië van het bestuurlijk recht en van al de kwestiën het land en voornamelijk de stad treffende. Het verslag der zittingen en de aktenlijst, zijn daar om te bewijzen dat hij in alle beraadslagingen zijn aandeel verlichting bijbracht, en er bestaan van zijne hand zeer veel verslagen, waarin pracht en reinheid van opstel doorschijnen altijd merkweerdig wat aangaat de logiek en de juistheid van oordeel.

In 1849 werd hij provinciaal raadslid gekozen, en daar, zoowel als bij den communalen raad, deed hij zich onderscheiden door zonen voordrachtsgeest en zijne verschillige kennissen.

Den 29 Januari 1855, werd hij schepene benoemd, en den 13 Mei van hetzelfde jaar, voorzitter der koophandels-kamer van 't arrondissement.

Zijne studiën , de ondervinding welke hij geoogst had gedurend zijn bestuurlijk en koophandels leven, zijne schoone hoedanigheden van geest en hert, schikten hem bijzonderlijk tot het volbrengen van dit tweevoudig mandaat op eene wijze die bij iedereen de hoop verrechtveerdigde welke men van hem gekoesterd had. Ook had hij welhaast den eerbied en de toegenegenheid van het publiek verworven, en wanneer in 1861 , de achtbaren Burgmeester, Mijnheer Alphons Vandenpeereboom, tot het hooge ambt van Minister van Binnenlandsche Zaken geroepen werd, wees het openbaar gevoelen hem aan om zijnen ouden en uitmuntenden collega te vervangen.

Hij aarzelde lang vóór hij deze zware taak op zich wilde nemen, waarvan hij zeer wel de verantwoordelijkheid wist te schatten, en het was enkelijk den 4 November 1862 dat men het koninklijk besluit zijner benaming zag verschijnen. Hij nam deze taak ter helte. Dezen die nevens hem gezeteld hebben kunnen getuigen hoe bezorgd hij altoos was voor alles wat den bloei de verfraaing onzer stad betrof en bovenal het welzijn der werkende klas. Als collega, was hij altijd inschikkelijk en rechtschapen ; als Burgemeester, hij was altijd recht en ontpartijdig aanzien van al zijne medeburgers ; als bestierder ontsnapte niets aan zijn werkzaam en doordringend ook.

Niets van den openbaren dienst was er verwaarloosd maar koophandel en nijverheid, de stadsfinancien, de herstelling onzer monumenten, de zedelijke en stoffelijke verbetering des volks, waren de voornaamste punten zijns gedurigen overlegs en zijner onophoudende zorgen.

Hij bevond zich aan het hoofd van een belangrijk huis, en opgevoed door ouders die den koophandel en de nijverheid uitoefenden, hij kende en schatte er de noodwendigheden van en hij was er, in alle omstandigheden, den ijvervolle verdediger van.

De teugels van het stadsbestuur in handen nemende, vond hij de stads-kas in een bloeienden toestand. Hij maakte er hem eene wet van dezelve niet op het spel te zetten en ze aan zijnen opvolver over te laten zooals hij dezelve gevonden had, iets dat hij stiptelijk nagekomen is, alhoewel hij blijven wandelen heeft op den weg van vooruitgang verbetering waarin het bestuur zich begeven had.

Onze rijke pronkgebouwen boezemden hem eene soort van eerbied in. Hij sprak er nooit over, zonder de macht en den rijkdom onzer voorvaderen aan te halen, zonder te spreken over hunne wilskracht en hunne zelfsverloochening ; zijn volksgezindheid maakte hem teergevoelig en deelnemend aan hunne tegenslagen zooveel als aan hunne zegepralen. De herstellingswerken der monumenten waren begonnen en hij heeft ze met hartstocht voortgezet. Den 8 Augusti 1869, hij zat de inhuldiging der schepenzaal voor, en pas dit meesterstuk voltrokken, deed hij vlijtig voortzetten tot de uitvoering der grootsche muurschilderingen in de Hallezaal, die zooveel levendige bladzijden der geschiedenis onzer stad zullen uitmaken.

Maar het is niet genoeg dat men deze roemrijke tijdvakken onder het oog des volks brenge en hem aantoone hoeveel opoffering en moed het gekost heeft om zijne vrijmaking, zijne onafhankelijkheid en zijne vrijheid te veroveren, men moet werken om het zichzelve weerdig te maken de voordeelen ervan te genieten, door het te verzedelijken en te onderwijzen ; men moet, binst dat men in zijn hart het gevoel van het schoone verwerkt, in zijnen geest de weldoende stralen doen dringen van dit licht dat een vrijen loop geeft aan zijne wonderbare kracht.

Het is tot dit edel doel dat onze waardige burgemeester nooit opgehouden heeft te streven. Onder zijn wijs bestuur heeft het openbaar onderwijs eene groote uitbreiding ontvangen ; verschillige nieuwe gestichten werden opgericht, en niemand dan hij, hechtte meer belang aan hunnen vooruitgang en bloei.

Het is, bezield met de zelfde toegenegenheid tot de jongheid, dat hij in 1859 het ambt aanvaardde van lid der bestuurlijke commissie van het gesticht van Meessen, onderwijs- en onderhoudsgesticht, door Maria-Theresia in 1716 ingericht ten voordeele van dochters van militairen.

Ter belooning van zijne trouwe diensten, M. P. Beke, was reeds van in 1861 vereerd met het kruis van Leopoldsorde.

Medegesleept in den politieken dwarlwind, werd hij, den 9 Juni 1868, benoemd tot lid van de Kamer der Volksvertegenwoordigers, alwaar hij gezeteld heeft tot in Augusti van 't jaar 1870, tijdstip op welk de wispelteurigheid der gezindheid verandering in het gouvernement des lands bracht.

Sedertdien hield hij zich uitsluitelijk bezig met de zaken der stad. Hij beminde zijn cabinet van burgmeester als zijn eigen huis. Iedereen vond er, om zoo te zeggen, vrijen toegang. Teerhartig en goed, werd er iedereen door hem met dezelfde goedwilligheid ontvangen, en hij was gelukkig toen hij iemands verzoek voordeeliglijk kon inwilligen. De werkman kwam er klagen over zijne grieven of zijne ellende en vond er altoos een vaderlijk verhoor. De jongelingen vertrouweden hem hunne plannen en hunne hoop. Door zijne wijze raadgevingen en zijne bescherming waren er velen die zich eene loopbaan zagen openen waarin zij heden een heerlijk bestaan vinden. Altijd bezorgd over anders zaken, scheen hij als vreemd aan zijne eigene zaken geworden te zijn.

Middelerwijl greep lijden hem aan. De smarten ondermijnden zijne gezondheid. Men zag hem met ongerustheid van dat tot dag als wegsmelten. Eene gedurige ongesteldheid maakte hem het werken hoe langer hoe moeilijker, en den 31 Augusti laatstleden, kwam hij voor de laatste maal op dit stadhuis, dat hij zoo gaarne zijn ouden luister had willen teruggeven, en waar hij zóó lang zijnen tijd, zijne talenten en zijne ondervinding besteed heeft om zich nuttig voor zijne medeburgers te maken. Op zijn ziekebed uitgestrekt en wanneer de koude der dood hem reeds aangreep, zijne ontkleurde lippen stamelden nog: “werkende klasse” die hij altoos zoo vurig het hart had gedragen.

Den 23 October gaf hij den Iaatsten snik, alles alhier achterlatende, bloedverwanten, vrienden, fortuin eer ; de vruchten zijner verknochtheid en zijner uitstekende hoedanigheden ; het diepste leed bij alle rechtschapen mensch; maar daarboven vergezellen hem de verdiensten zijner werken waarvoor hij belooning zal ontvangen die door de hand der menschen niet kan geschonken worden, en die God beschikt voor dezen die op een edele wijze zijne levensban doorloopen heeft.

(…)

De stedelijke raad heeft besloten zijn portret te plaatsen in zijn zittingzaal; hij heeft insgelijks eene som van duizend franks gestemd om aan den armen te worden uitgedeeld, in genachtenis van hem die gedurend zijne lange bestierlijke loopbaan altijd hun toegenegen beschermer geweest is.

(Extrait de : J.L. DE PAEPE – Ch. RAINDORF-GERARD, Le Parlement belge 1831-1894. Données biographiques, Bruxelles, Commission de la biographie nationale, 1996)

Négociant, saunier, savonnnier

Zie ook : Faire-part de décès (Erfgoedinzicht.be) (consulté le 11 décembre 2024)